Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1687

Datum uitspraak2008-10-16
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/415 en 08/1155
Statusgepubliceerd


Indicatie

Op 10 juli 2007 heeft Xantippe Holding BV (eiseres) een aanvraag reguliere bouwvergunning eerste fase ingediend voor het geheel oprichten van zorgeenheden op het perceel plaatselijk bekend Ericaweg 2-4 te Nunspeet. Bij besluit van 10 september 2007 is de bouwvergunning geweigerd. Het hiertegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 7 augustus 2008 ongegrond verklaard. Het bouwplan ziet blijkens de toelichting in de aanvraag op de restauratie van de bestaande villa’s Erica en Kraaienhorst naar respectievelijk 14 en 4 zorgeenheden, nieuwbouw van 18 zorgeenheden begeleid wonen en 38 zorgeenheden in 5 (nieuwe op te richten) gebouwen inclusief bijbehorende voorzieningen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat in ieder geval het onderdeel van het bouwplan dat bestaat uit de verbouwing de villa Kraaienhorst tot 4 appartementen in strijd is met de bestemming ‘Maatschappelijke voorzieningen’. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Nu de verbouwing van villa Kraaienhorst in strijd is met de bestemming, behoeft de vraag of de oprichting en verbouwing van de overige tot het bouwplan behorende gebouwen in het bestemmingsplan past geen bespreking meer. In het stelsel van de Wow is volgens vaste rechtspraak geen plaats voor een beslissing omtrent de verlening van een bouwaanvraag anders dan op grond van een daartoe strekkende aanvraag. Nu de verbouwing van villa Kraaienhorst deel uitmaakt van de in geding zijnde aanvraag treft de hiervoor geconstateerde strijdigheid met het bestemmingsplan de gehele aanvraag. De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het reëele besluit op bezwaar, ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Enkelvoudige kamer Reg.nrs.: 08/415 en 08/1155 Uitspraak in het geding tussen: Xantippe Holding B.V. te Rotterdam, eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet, verweerder. 1. Feiten en procesverloop Op 10 juli 2007 heeft eiseres een aanvraag reguliere bouwvergunning eerste fase ingediend voor het geheel oprichten van zorgeenheden op het perceel kadastraal bekend gemeente Nunspeet, [kadastraalnummer], en plaatselijk bekend Ericaweg 2-4 te Nunspeet. Bij besluit van 10 september 2007 is de bouwvergunning geweigerd. Tegen dit besluit is namens eiseres door haar gemachtigde mr. P.J.A. Engelvaart, advocaat te Drunen, bezwaar gemaakt. Op 28 december 2007 heeft de commissie bezwaarschriften (commissie) geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en het besluit van 10 september 2007 te herroepen, nu de aanvraag naar het oordeel van de commissie onvolledig is ingediend en verweerder eiseres in de gelegenheid had behoren te stellen de aanvraag op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht aan te vullen. Bij brief van 1 februari 2008 heeft verweerder eiseres in kennisgesteld van het besluit van 29 januari 2008 om de beslissing op bezwaar aan te houden tot verweerder de bouwaanvraag, met in achtneming van het advies van de commissie, opnieuw heeft beoordeeld. Bij brief van 18 februari 2008 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te verstrekken. Bij brief van 6 maart 2008 heeft eiseres een reactie gegeven op verweerders brief van 18 februari 2008. Bij brief van 12 maart 2008 heeft mr. Engelvaart namens eiseres beroep ingesteld tegen verweerders brief van 1 februari 2008. Dit beroep is geregistreerd als 08/415. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en inzake dit beroep een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft bij brief van 11 juli 2008 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. Dit beroep is geregistreerd als 08/1155. Bij besluit van 7 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Bij brief van 21 augustus 2008 heeft mr. Engelvaart namens eiseres tegen voormeld besluit van 7 augustus 2008 inhoudelijke beroepsgronden ingediend. De beroepen zijn gevoegd behandeld ter zitting van 4 september 2008, waar eiseres is vertegenwoordigd door [directeur], directeur, vergezeld door [architect], architect en bijgestaan door mr. Engelvaart. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. Kleine Staarman en G. de Vries, ambtenaren van de gemeente. 3. Motivering Het beroepschrift, geregistreerd als 08/415: 3.1 Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld de schriftelijke weigering een besluit te nemen. 3.2 De rechtbank overweegt als volgt. In de brief van 1 februari 2008 heeft verweerder, voor zover relevant, vermeld dat hij, gezien het advies van de bezwarencommissie, in zijn vergadering van 29 januari 2008 heeft besloten de beslissing op bezwaar aan te houden tot verweerder de bouwaanvraag, met in achtneming van het advies van de commissie, opnieuw heeft beoordeeld. Daarnaast is meegedeeld dat eiseres op korte termijn een brief tegemoet kan zien waarin verweerder om aanvullende informatie over de onderhavige bouwaanvraag eerste fase vraagt. Deze in de brief van 1 februari 2008 vervatte mededelingen betreffen geen inhoudelijke beslissing op het bezwaarschrift van eiseres tegen de weigering door verweerder om de door eiseres gevraagde bouwvergunning te verlenen, maar zijn slechts mededelingen van feitelijke aard over de door verweerder te volgen procedure. De brief is dan ook niet op rechtsgevolg gericht en kan derhalve niet als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Met de brief is evenmin sprake van een voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijk te stellen schriftelijke weigering van verweerder een besluit op het bezwaarschrift te nemen. 3.3 Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding. Het beroepschrift, geregistreerd als 08/1155: 3.4 Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb worden voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met ene besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt het bezwaar of beroep geacht mede te zijn gericht tegen het besluit op de aanvraag, tenzij dat besluit aan het bezwaar of beroep geheel tegemoet komt. 3.5 Bij brief van 11 juli 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift. Verweerder heeft op 7 augustus 2008 alsnog beslist op het bezwaarschrift. Gelet hierop en nu niet is gebleken van enig belang bij een beoordeling van het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar, moet het beroep in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. 3.6 Gelet op het bepaalde in artikel 6:20, vierde lid, van de Awb, wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen verweerders besluit van 7 augustus 2008. In dat verband wordt het volgende overwogen. 3.7 Ingevolge artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet (Wow) mag de bouwvergunning eerste fase slechts en moet deze worden geweigerd indien, voor zover relevant, een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onderdeel b,c,d of e, van toepassing is, met dien verstande dat onderdeel b van dat lid slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn. Ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Wow mag de reguliere bouwvergunning en moet deze worden geweigerd, indien b. het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in de artikelen 2 en 120. c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld; d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 45, eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend, of e. voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Wow wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden. 3.8 Ingevolge vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts worden bezien of een bouwwerk conform de bestemming kan worden gebruikt, doch mede of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt opgericht. Een bouwplan moet strijdig met het bestemmingsplan worden geacht, indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet. 3.9 De gronden, waarop het bouwplan is geprojecteerd, liggen binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan ‘Buitengebied herziening 1996’ (bestemmingsplan) en zijn blijkens de plankaart aangewezen voor ‘Maatschappelijke voorzieningen’. 3.10 Ingevolge artikel 56 van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring “Maatschappelijke voorzieningen” aangewezen gronden bestemd voor: a. instellingen en voorzieningen ter zake van maatschappelijke zorg, gezondheidszorg, religie, cultuur, onderwijs, recreatie en andere openbare en bijzondere dienstverlening, (…….). Ingevolge artikel 57 van de planvoorschriften mogen, voor zover van belang, binnen elk bestemmingsvlak op de gronden als bedoeld in artikel 56 uitsluitend worden gebouwd gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming. 3.11 Het bouwplan ziet blijkens de toelichting in de aanvraag op de restauratie van de bestaande villa’s Erica en Kraaienhorst naar respectievelijk 14 en 4 zorgeenheden, nieuwbouw van 18 zorgeenheden begeleid wonen en 38 zorgeenheden in 5 (nieuwe op te richten) gebouwen inclusief bijbehorende voorzieningen. 3.12 Verweerder stelt zich op het standpunt dat in ieder geval het onderdeel van het bouwplan dat bestaat uit de verbouwing de villa Kraaienhorst tot 4 appartementen in strijd is met de bestemming ‘Maatschappelijke voorzieningen’. 3.13 De rechtbank stelt vast dat uit de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen niet blijkt dat in de villa Kraaienhorst zorgvoorzieningen worden aangebracht. De enkele aanduiding van een ruimte als huisartsenpost is daartoe onvoldoende nu door eisers desgevaagd ter zitting is meegedeeld dat die ruimte beschikbaar is voor eventueel door de bewoners individueel aan te trekken zorgverleners. Gelet daarop kan verweerder worden gevolgd in zijn standpunt dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de appartementen in de villa Kraaienhorst zullen worden gebruikt voor met de bestemming strijdige woondoeleinden. De rechtbank betrekt in dat oordeel de omstandigheid dat in de brief van eiseres van 6 maart 2008 - met uitzondering van het gebouw waarin 18 wooneenheden voor begeleid wonen worden gerealiseerd - geen concrete invulling wordt gegeven aan de zorgverlening nu daarin wordt aangegeven dat in het complex - met uitzondering van de wooneenheden voor begeleid wonen - een scheiding van wonen en zorg ontstaat waarbij door middel van privaatrechtelijke overeenkomsten zal worden geregeld dat de bewoners ook werkelijk zorgbehoevend zijn waarvoor vanuit de locatie zorg wordt verleend. Het bouwplan is dan ook reeds hierom in strijd is met het bestemmingsplan. 3.14 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de vraag of de oprichting en verbouwing van de overige tot het bouwplan behorende gebouwen in het bestemmingsplan past geen bespreking meer. In het stelsel van de Wow is volgens vaste rechtspraak, waaronder een uitspraak van de Afdeling (AB 2002, 190), immers geen plaats voor een beslissing omtrent de verlening van een bouwaanvraag anders dan op grond van een daartoe strekkende aanvraag. Nu de verbouwing van villa Kraaienhorst deel uitmaakt van de in geding zijnde aanvraag treft de hiervoor geconstateerde strijdigheid met het bestemmingsplan de gehele aanvraag. 3.15 Volgens vaste rechtspraak bestaat aanleiding om aan de aanvrager gelegenheid te bieden de bouwaanvraag te wijzigen of aan te vullen indien daarmee geconstateerde beletselen voor het verlenen van de bouwvergunning kunnen worden weggenomen. Daarbij dient het te gaan om wijzigingen van ondergeschikte aard. Met het schrappen van de verbouwing van de villa Kraaienhorst, bestaande uit de bouw van 4 (zorg)appartementen, uit de aanvraag kan niet worden gesproken van een wijziging van ondergeschikte aard. Gelet daarop is er geen grond voor het oordeel dat verweerder eiseres in de gelegenheid had moeten stellen om haar bouwaanvraag in dier voege te wijzigen dat de voorgenomen verbouwing van de villa Kraaienhorst geen onderdeel meer uitmaakt van de aanvraag Voor zover eiseres met haar brief van 22 augustus 2008 heeft beoogd de aanvraag om bouwvergunning in te trekken, voor wat betreft de verbouwing van Villa Kraaienhorst, kan deze brief in het kader van de beoordeling van het thans bestreden besluit geen rol spelen. Verweerder heeft meegedeeld die brief van 22 augustus 2008 in behandeling te hebben genomen, gelet waarop mag worden verwacht dat verweerder op die brief een beslissing neemt. 3.16 Tussen partijen is niet in geschil dat een vrijstelling op de voet van de artikelen 15, 17 en 19, tweede en derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) niet mogelijk is. Ter beoordeling staat of verweerder terecht heeft geweigerd vrijstelling te verlenen op de voet van artikel 19, eerste lid, van de WRO. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO – voor zover hier van belang – kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan het college. Ingevolge artikel 19, vierde lid, van de WRO wordt vrijstelling krachtens het eerste lid niet verleend voor een project dat wordt uitgevoerd in een gebied waarvoor a) het bestemmingsplan niet tijdig overeenkomstig artikel 33, eerste lid, is herzien of b) geen vrijstelling overeenkomstig artikel 33, tweede lid, is verleend, tenzij voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd. Ingevolge artikel 19a, eerste lid, van de WRO bevat het vrijstellingsbesluit een beschrijving van het betrokken project, de ruimtelijke onderbouwing en de afwegingen die aan het verlenen van vrijstelling ten grondslag liggen. Het vigerende bestemmingsplan, dat op 25 september 2007 is vastgesteld en op 28 april 1998 is goedgekeurd, is ouder dan 10 jaar en niet tijdig, overeenkomstig artikel 33, eerste lid, WRO, herzien. Niet gebleken is dat vrijstelling als bedoeld in artikel 33, tweede lid, WRO is verleend. Evenmin is gebleken dat voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd. Gelet op het vorenstaande is verweerder niet bevoegd om vrijstelling op de voet van artikel 19, eerste lid, WRO te verlenen. 3.17 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verweerder terecht de gevraagde bouwvergunning eerste fase heeft geweigerd. De in het bestreden besluit voor het overige gebezigde weigeringsgronden, te weten de in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d en e, van Wow gronden, en de daartegen geuite grieven behoeven thans geen bespreking. 3.18 Het beroep, voor zover gericht tegen het reële besluit op het bezwaar van 7 augustus 2008, is dan ook ongegrond. Er is aanleiding voor een veroordeling in proceskosten voor het indienen van het beroep, voor zover dit is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar. Voor het overige bestaat geen aanleiding tot een veroordeling in proceskosten. 4. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep, geregistreerd als 08/415, niet-ontvankelijk; - verklaart het beroep, geregistreerd als 08/1155, niet-ontvankelijk, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift; - verklaart dit beroep voor het overige ongegrond; - bepaalt dat de gemeente Nunspeet het door eiseres, voor de indiening van het als 08/1155 geregistreerde beroep, betaalde griffierecht van € 288,- vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 80,50 voor het indienen van het beroep, geregistreerd als 08/1155, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift, te betalen door de gemeente Nunspeet, ter zake van verleende rechtsbijstand. Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2008 in tegenwoordigheid van mr. F.S. Zwerwer als griffier.